Exercices sur les temps primitifs de 121 à 130
Texte à trous
Ecris tes réponses dans les trous. Quand tu as complété TOUS les trous, clique sur le bouton "Correction"
Imparfait singulier, imparfait pluriel ou participe passé ?
1. Mijn hond heeft mijn sleutels (terugbrengen)
.
2. Ik heb een biljet van 100 € gegeven en ik heb 20 € (terugkrijgen)
.
3. We hebben gehoord dat onze klassenleraar ons (toelaten)
om uit te gaan.
4. Al die acteurs (treden)
samen voor het voetlicht. (= entrer en scène)
5. De kogel (treffen)
haar in de billen. (de kogel = la balle)
6. Mijn zusje (trekken)
mijn lerares aan haar haar !
7. Onze leraar zei ons dat we bij ons examen (uitblinken)
.
8. Met mijn vriendinnetje heb ik een leuk avondje (uitgaan)
.
9. Met mijn twee dikken vriendinnen, heb ik veel geld aan strips (uitgeven)
.
10. Zijn klassenleraar zag dat hij tijdens de les naar de vakantie (uitkijken)
.
Correction
OK