Exercices sur les temps primitifs de 81 à 90

Texte à trous

Ecris tes réponses dans les trous. Quand tu as complété TOUS les trous, clique sur le bouton "Correction"
Imparfait singulier, imparfait pluriel ou participe passé ?

1. Na die ruzie (ontwijken) zij elkaar.
2. De conrector heeft je niet (opeten) ? Dat is ongelooflijk !
3. Ken je Julien Janssens ? Hij heeft het nooit (opgeven) ! Wat een man...
4. Toen ik (ophangen) , kwam mijn moeder binnen.
5. Die kinderen (opkijken) en vielen onmiddellijk op de grond : ze hadden de trap niet gezien...
6. Hebben je leraars een mooie film (opnemen) ?
7. Het was tijd om te eten en die leerlingen (opschieten) !
8. Ik heb al mijn spreekbeurten in mijn computer (opslaan) .
9. Wat deed ik gisteren om zeven uur ? Ik (opstaan) !
10. Wat gebeurde er op vrijdag de 24ste april 2015 ? Al mijn leraars (optreden) .