9. Kunnen

Complète le texte avec la bonne forme de "kunnen".

Ecris tes réponses dans les trous. Quand tu as complété tous les trous, clique sur le bouton "Correction".
1) je vlug zwemmen ? 2) U goed zingen, mevrouw ! 3) We die oefeningen doen. 4) u morgen terugbellen ? 5) hij goed zwemmen ? 6) je zus goed koken ? 7) Je moeder lekkere pannenkoeken bakken ! 8) Jullie goed lezen. 9) Ze haar huiswerk niet maken. 10) Ze hun klas terugvinden. 11) je dat lezen ?