Les adverbes pronominaux

Quiz

Trouve la bonne réponse ! S'il faut cocher plusieurs réponses, n'hésitons pas : cochons !!! Appuie ensuite à chaque fois sur "Correction" avant de passer à la question suivante !

1 / 15

Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Ik kijk naar de televisie".
1. Ik kijk naar haar.
2. Ik kijk ernaar.
3. Ik kijk ernaartoe.
4. Ik kijk naar dat.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Ik wacht op de bus".
1. Ik wacht op hem.
2. Ik wacht erop.
3. Ik wacht op het.
4. Ik wacht eroptoe.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Ik heb een hekel aan werken"
1. Ik heb een hekel aan hen.
2. Ik heb een hekel eraan.
3. Ik heb er een hekel aan.
4. Ik heb er een hekel voor.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Ze komt van het park".
1. Ze komt ervan.
2. Ze komt eraf.
3. Ze komt ervandaan.
4. Ze komt ervantoe.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Ik speel met de hond".
1. Ik speel ermet.
2. Ik speel ermee.
3. Ik speel ervan.
4. Ik speel ertoe.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Aïcha Fémal is van haar fiets gevallen".
1. Aïcha Fémal is ervan gevallen.
2. Aïcha Fémal is ermee gevallen.
3. Aïcha Fémal is eraf gevallen.
4. Aïcha Fémal is ervandaan.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Spiderman is altijd bang voor spinnen geweest.".
1. Spiderman is altijd er bang voor geweest.
2. Spiderman is altijd bang ervoor geweest.
3. Spiderman is er altijd bang geweest voor.
4. Spiderman is er altijd bang voor geweest.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Phrase à pronominaliser : "Ik heb niet aan mijn huismerk gedacht".
1. Ik het er niet aan gedacht.
2. Ik het hier niet aan gedacht.
3. Ik het daar niet aan gedacht.
4. Ik het niet aan dat gedacht.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Pose une question sur le complément en majuscules : "Ik kom VAN DE SCHIEVELAVABO".
1. Waar kom je ?
2. Waar kom je van ?
3. Waar kom je vandaan ?
4. Waar kom je vanaf ?
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Pose une question sur le complément en majuscules : "Ik ga NAAR DE BIOSCOOP".
1. Waar ga je naar ?
2. Waar ga je naartoe ?
3. Waar ga je heen ?
4. Waar ga je ?
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Pronominalise le complément en majuscules : "Ik heb gisteravond NAAR DE FILM "FOCUS" gekeken.
1. Ik heb er gisteravond naar gekeken.
2. Ik heb er gisteravond naartoe gekeken.
3. Ik heb er gisteravond van gekeken.
4. Ik heb er gisteravond heen gekeken.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Pronominalise le complément en majuscules : "Ik heb VAN MIJN SCHOOL gedroomd."
1. Ik heb ervan gedroomd.
2. Ik heb ervandaan gedroomd.
3. Ik heb eraf gedroomd.
4. Ik heb ernaartoe gedroomd.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Pronominalise le complément en majuscules : "Ik lig wakker VAN MIJN TOETSEN".
1. Ik lig er wakker van.
2. Ik lig daar wakker van.
3. Daar lig ik wakker van.
4. Daar lig ik er wakker van.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Pronominalise le complément en majuscules : "Ik heb zin IN EEN IJSJE"
1. Ik heb er zin in.
2. Ik heb hier zin in.
3. Ik heb daar zin in.
4. Daar heb ik zin in.
Quelle(s) phrase(s) est/sont juste(s) ?
Pronominalise le complément en majuscules : "Ik houd van NEDERLANDS".
1. Ik houd ervan.
2. Ik houd hiervan.
3. Ik houd daarvan.
4. Daar ik houd van.