Où placerais-tu la particule ?
- Ik terugkom morgen.
- Ik kom morgen terug.
- Ik morgen terugkom.
- Morgen ik kom terug.
Où placerais-tu la particule ?
- Ik opsta elke dag om negen uur.
- Ik sta elke dag op om negen uur.
- Ik sta elke dag om negen uur op.
- Ik sta op elke dag om negen uur.
Où placerais-tu la particule ?
- Breng je altijd je mee knuffeldier ?
- Breng je altijd mee je knuffeldier ?
- Meebreng je altijd je knuffeldier ?
- Breng je altijd je knuffeldier mee ?
Où placerais-tu la particule ?
- Komt u meneer, binnen !
- komt u binnen, meneer !
- Komt binnen u, meneer !
- Binnenkomt u, meneer !
Où placerais-tu la particule ?
- Na het eten ruimen moeder en de kinderen de tafel af.
- Na het eten afruimen moeder en de kinderen de tafel.
- Na het eten ruimen moeder af en de kinderen de tafel.
- Na het eten ruimen af moeder en de kinderen de tafel.
Où placerais-tu la particule ?
- De school begint elke dag om kwart over acht.
- De school gint be elke dag om kwart over acht.
- De school gint elke dag be om kwart over acht.
- De school gint elke dag om kwart over acht be.
Où placerais-tu la particule ?
- Mijn kokkin maakt klaar elke avond het eten.
- Mijn kokkin maakt elke avond klaar het eten.
- Mijn kokkin maakt elke avond het eten klaar.
- Mijn kokkin klaart elke avond het eten maak.
Où placerais-tu la particule ?
- We bijten elke zondag met onze hond ont.
- We ontbijten elke zondag met onze hond.
- We bijten ont elke zondag met onze hond.
- We bijten elke zondag ont met onze hond.
Où placerais-tu la particule ?
- Wie voorstelt zich nu voor ?
- Wie stelt voor zich nu ?
- Wie stelt zich voor nu ?
- Wie stelt zich nu voor ?
Où placerais-tu la particule ?
- Invul de fiches in !
- Vul de fiches in !
- Vul in de fiches !
- Vul de in fiches !